27 januari 2021
In de periode na de Tweede Wereldoorlog werden er veel orgels in Nederland gebouwd onder invloed van Noord Europese bouwers (met name uit Denemarken). Deze zetten zich af tegen de orgelbouw uit de eerste helft van de 20ste eeuw. De klank moest voortaan helder, doorzichtig en strak zijn en de mechanieken moesten altijd betrouwbaar functioneren. Dat laatste was belangrijk in ruimten met nieuwe verwarmingssystemen die de kerken in korte tijd op temperatuur konden brengen. Het hout en metaal van de orgels moesten deze snelle temperatuurswisselingen goed op kunnen vangen. Dit orgeltype is bekend geworden onder de naam neo-barok. Men streefde naar een soort objectieve orgelklank, die in de liturgie het bovenpersoonlijke, het algemene, tot uitdrukking moest brengen in tegenstelling tot het subjectieve en individuele uit de Romantiek.
Na 1970 ontwikkelde zich weer een ander klankideaal. De orgels uit de wederopbouwtijd vond men te agressief en te dun van klank en men verlangde naar een meer zangerige en brede orgelklank. Vandaag neemt de waardering voor het orgeltype uit de wederopbouwtijd toch weer toe.
Inmiddels sluiten veel kerkgebouwen. Kerkgenootschappen moeten keuzes maken tussen het monumentale kerkgebouw uit de middeleeuwen of de wijkkerken die na de Tweede Wereldoorlog werden gebouwd. Wat gebeurt er met de kerkgebouwen die niet meer gebruikt worden? Krijgen ze een nieuwe bestemming? Worden ze gesloopt? En wat gebeurt er met het inventaris? Wat moet er met de orgels uit deze kerken gebeuren? Hoe kan dit specifieke erfgoed worden bewaard voor de toekomst?
De aankomende maanden gaat Richard de Vries voor het Gelders Genootschap op zoek naar Wederopbouworgels in de Achterhoek. Onderdeel van zijn onderzoek is een inventarisatie. Wij hopen dat jullie de tijd kunnen nemen om wat kennis en ervaring met hem te delen. De uitkomsten van zijn onderzoek zullen worden gedeeld.