Afbeelding: Erfgoed is van ons allemaal toch -klein

Van wie is ons erfgoed?

19 december 2018

Door: Annelies Scholtz

Een maand geleden had ik de luxe om mij, samen met honderden andere erfgoedmensen, een hele dag te mogen wijden aan de vraag: Van wie is ons Erfgoed?, een vraag die voor mij enorm relevant is. Het was de dag van het Nationaal Monumentencongres, die plaatsvond in de (overigens prachtig herbestemde) Prodent Fabriek in Amersfoort. Het dagthema was: “Erfgoed is van ons allemaal, toch?”. Precies dat laatste “toch?” drukte twijfel uit. We zouden willen dat iedereen zich verbonden voelt met ons erfgoed, maar is dat ook zo? Dit leidde tot interessante en soms ongemakkelijke vragen, zoals: Leidt onze trots op de Nederlandse identiteit tot uitsluiting van bevolkingsgroepen? Is erfgoed niet teveel het domein van de elite? Heel goed dat de organisatie deze vragen op tafel durfde te leggen.

Slagroom op de taart?

Maar er gaat nog een vraag aan vooraf: wie bepaalt eigenlijk wat erfgoed is? En vooral ook, wat géén erfgoed is? Hierin spelen de experts vanouds een belangrijke rol. Want kennis is macht. In de tijd dat ik studeerde en op de arbeidsmarkt kwam, zat de erfgoedsector nog behoorlijk in een ivoren toren. De term ‘elitair’ was daarbij niet ver van de werkelijkheid. Ik was opgeleid om onderzoeker te worden, en dat deed ik dan ook braaf. Maar in die rol leek ik mijn passie voor het vak een beetje kwijt te raken. Het werd voor mij pas echt interessant toen ik een onderzoek ging doen bij een gemeente. Daar kwam ik er ineens achter dat de waarde van erfgoed niet evident was, maar tegen vele andere belangen moest worden afgewogen. Waarom geld uitgeven aan oude gebouwen als er een tekort is voor onderwijs en zorg? Tja, en daar stond ik dan met mijn academische opleiding. Hoe legde ik uit dat erfgoed niet de slagroom op de taart is, maar van wezenlijk belang voor onze samenleving? Dat beschaving valt te meten aan de zorg en aandacht voor de historie? De waarde van erfgoed was telkens opnieuw niet vanzelfsprekend, en dat hield mij scherp en bescheiden. Niet voor niets was ik vervolgens 15 jaar gemeenteambtenaar en heb ik ervaren hoe de erfgoedsector langzaam maar zeker de ivoren toren verliet.

Iedereen kan eigenaar zijn!

Tijdens het genoemde congres moest ik terugdenken aan een Werkatelier dat het Gelders Genootschap dit najaar organiseerde over de toekomst van Landgoederen in Zuid Limburg. We speelden een herbestemmingsspel waarin de deelnemers in de huid kropen van verschillende belanghebbenden bij zo’n landgoed. Denk aan: de eigenaar (uiteraard), maar ook de tuinvrijwilligers, de omwonenden, het waterschap, de recreant… En wat bleek? Ze voelden zich allen mede-eigenaar van het landgoed! Dit leidde in het rollenspel tot soms wat (gespeelde?) irritatie bij de juridische eigenaar, maar het is natuurlijk wel goed nieuws. We konden concluderen dat eigenlijk ieder die zich verbonden voelt met een plek, daarmee ook eigenaarschap kan ervaren. En wie zich mede-eigenaar voelt, is ook bereid om verantwoordelijkheid te dragen.

Inclusief erfgoed

Terug naar de vraag: Van wie is ons erfgoed? Zeker in het kader van de komende Omgevingswet, waarin overheden nadrukkelijk samen met ‘de burger’ moeten gaan bepalen wat de waarde is van onze omgeving, is dit een urgente vraag. Wie is precies die ‘burger’? Hoe krijgen we die aan onze tafel? Of moeten we juist aanschuiven aan hún tafel? Niet voor niets was ‘inclusiviteit’ het afgelopen jaar een veel gebruikt woord in de gemeentelijke coalitieakkoorden (ook al wil Word het nog steeds vervangen door ‘exclusiviteit’, maar dat terzijde). Hoe maken we erfgoed inclusiever? Dit heeft natuurlijk alles te maken met verbondenheid, zich mede-eigenaar voelen. Gelukkig groeit de tendens om onze geschiedenis niet meer uitsluitend vanuit het standpunt van een kleine elite te bezien. Juist als het verhaal vanuit meerdere perspectieven wordt verteld, krijgt ons geschiedenisbeeld een diepere dimensie. Dit zien we terug in de groeiende aandacht voor erfgoededucatie ‘op locatie’ en de populariteit van ‘living history’. Een ander mooi voorbeeld vind ik de impact van het boek ‘Het Pauperparadijs’ (2008), waardoor we ineens beseften hoe het leven van vele Nederlanders verbonden was met de strafkoloniën. Dit besef gaat de erfgoedsector niet voorbij, zo blijkt wel uit de voordracht van de Koloniën van Weldadigheid als Werelderfgoed.

Goed nieuws

Juist dit beleven van ons erfgoed vanuit meerdere perspectieven, maakt dat iedereen zich er in kan herkennen. We hoeven het verleden niet te idealiseren en ook niet te verguizen, maar laten we wel proberen om het te begrijpen. Ik denk dat daar de sleutel zit tot werkelijk inclusief erfgoed: de bereidheid om de geschiedenis onder ogen te zien, zoals die werkelijk was. Zo wordt het verhaal van erfgoed een eerlijk en genuanceerd verhaal waar we ons allemaal aan kunnen verbinden. Deze verbondenheid leidt weer tot mede-eigenaarschap en verantwoordelijkheid. Goed nieuws voor de toekomst van erfgoed!