13 juni 2019
Door: Geert Jan Jonkhout
Op 1 januari 1998 kwam ik, koud van de universiteit, in dienst bij het Gelders Genootschap. In die periode, nu ruim twintig jaar geleden, draaide het sterk om de welstandscommissies, die ooit als ‘schoonheidscommissies’ het fundament vormden onder het Gelders Genootschap. Het genootschap bleek echter een organisatie die zich iedere keer weer wist te verjongen en aan te passen aan de tijdsgeest.
Hoewel het personeelsbestand rond de millenniumwisseling nog uit veel rayonarchitecten bestond, werden destijds veel jonge mensen aangenomen die zich bezig hielden met cultuurhistorie, ruimtelijk beleid of ondersteuning. Voor veel oudere medewerkers lag het tijdperk waarin secretariële medewerkers de welstandsadviezen intypten op een doordrukvel toen nog niet eens ver achter ons, getuige de onwennigheid waarmee sommigen hun eigen advies in Word moesten invoeren.
Gewichtige zaak
Hoewel het Gelders Genootschap zich verjongde en verbreedde, was ‘welstand’ nog altijd een gewichtige zaak. Ons kantoor, de oranjerie van Kasteel Zypendaal, was vaak het decor van scherpe inhoudelijke discussies. Niet alleen over dakkapellen of tuinhuisjes werd door de oudere heren rayonarchitecten fel en principieel stelling genomen, maar ook over het gemeentelijk beleid of juist een gebrek daaraan. Heren, want rayonarchitect zijn was destijds voorbehouden aan mannen die vooral heel zeker waren van hun eigen deskundigheid. Als assistent-rayonarchitect keek ik behoorlijk naar ze op, en ik vroeg me af of ik ooit ook zo stevig in mijn schoenen zou kunnen staan.
Communicatie
Pas later kreeg ik door dat ons werk veel meer ging over communiceren en het vermogen om compromissen te sluiten, zaken die mij beter afgingen. Met het verstrijken van de jaren wonnen deze ‘zachte waarden’ steeds meer aan belang, hetgeen samenviel met de opmars van vrouwelijke collega’s. Of er echt een verband is durf ik niet te zeggen, maar feit is wel dat het Gelders Genootschap langzaamaan verkleurde naar een organisatie waarin adviseurs vanuit een brede en integrale visie vooral heel veel overleg voeren met gemeenten en initiatiefnemers en gezamenlijk afspraken maken over de invulling van ruimtelijke ontwikkelingen.
Welstand op een nieuwe leest
Ook welstand werd op een nieuwe leest geschoeid. Vergaderingen van de commissies vonden voortaan plaats op locatie en werden openbaar toegankelijk. Welstandscommissies verbreedden zich naar Commissies Ruimtelijke Kwaliteit, en met de intrede van burgerleden werd een grote stap gezet naar vermaatschappelijking. Iedere gemeente moest daarbij vanaf 2004 zijn eigen welstandsbeleid vaststellen. Nieuw was dat iedere gemeente zelf kon bepalen welke gebieden of bouwwerken belangrijk waren, en welke juist minder. Een gouden greep, omdat ons werk vanaf toen een veel sterkere basis kreeg vanuit het eigen besef over identiteit en ruimtelijke kwaliteit binnen iedere gemeente.
Omgevingswet
Nu staat de Omgevingswet voor de deur. Net zoals dat in de afgelopen 100 jaar continu gebeurde, kleurt het Gelders Genootschap nu ook weer vanzelfsprekend met deze ontwikkeling mee. Om gemeenten te helpen om samen met initiatiefnemers de juiste piketpalen te slaan en de juiste ruimtelijke afwegingen te maken.
Voor mij persoonlijk een nieuwe uitdaging. Hoe gaan we straks alle belangen op een heldere en begrijpelijke vorm afwegen? En hoe geef je vorm aan participatie, zonder het ‘grote plaatje’ uit het oog te verliezen? Dat alles begint bij mij vanuit een gedeelde zorg voor de omgevingskwaliteit van onze provincie, die zoveel meer is dan enkel die dakkapel van twintig jaar geleden.