3 mei 2018
Door: Engeli Kummeling
Over de ontwikkeling van circulaire systemen in de gebouwde omgeving
Steden hebben de toekomst! Dit positieve geluid over ‘stedelijke groei’ wordt door menig planoloog of stedenbouwkundige hartstochtelijk geuit. Daarmee wordt bedoeld dat de nabijheid van mensen en organisaties leidt tot welvaart en innovatie.Ik wil daarbij de keerzijde laten zien: door verstedelijking ontstaat er plaatselijk meer behoefte aan banen, huisvesting, vervoer, energie, water en voedsel. Dit leidt tot groeiende consumptie waardoor ook transport, afval en CO2-uitstoot toenemen. De keerzijde is dus dat de leefbaarheid (schone lucht, verblijfsklimaat, ruimte om te recreëren) onder druk komt te staan. Als steden groeien zoals ze in de afgelopen eeuw zijn gegroeid en tegelijkertijd de wereldwijde welvaart toeneemt, groeit ook de vervuiling. Problemen zoals het hitte-eiland effect, zieke bomen en vervuilde lucht zijn (mondiale) gevolgen van bestaande, lineaire systemen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de uitstoot van gemotoriseerd verkeer en afvalverwerkingsbedrijven. Stedenbouwkundigen en architecten spelen een urgente rol in de aanpak van deze kwesties, bij het bedenken van integrale, veerkrachtige oplossingen voor een gezondere stad.
De regeneratieve stad
Een gezonde stad is een circulaire stad of anders gezegd ‘regeneratieve stad’. Wat betreft deze termen is een korte toelichting wellicht nodig: Een stad bestaat uit systemen en stromen (van mensen, voedsel, energie) die onlosmakelijk zijn verbonden met de (mondiale en plaatselijke) economie. Bij een lineaire stroom ontstaat onbruikbaar afval. Dit is een degeneratief systeem.
Een regeneratieve stad gaat uit van verbonden, veerkrachtige en zich vernieuwbare stromen. Dat vergt een nieuwe manier van ontwerpen en maken. Het streven naar regeneratief en duurzaam ontwerpen is niet nieuw en met de ‘cradle-to-cradle’ filosofie (C2C) in de productie van o.a. consumenten-artikelen al in gang gezet. Deze filosofie gaat uit van hergebruik van grondstoffen en het voorkomen van schadelijk afval. Zo kan er in de bouwsector lokaal worden gezocht naar hergebruik van materialen afkomstig van te slopen gebouwen. Hergebruik van bouwmaterialen is echter nog lang niet vanzelfsprekend. Het ‘matchen’, ofwel het samenbrengen van vraag en aanbod is daarbij nog een uitdaging.
Projectontwikkelaars zeggen in hun projecten een ‘eerlijk aandeel’ in duurzaamheid te genereren door energie-neutrale maatregelen of de aanleg van bijvoorbeeld een groen sedum-dak.
Bij elkaar opgeteld zijn de duurzame maatregelen nog onvoldoende om de leefomgeving voor iedereen in de toekomst gezond te houden. Om een circulaire stad te maken zal er in de eerste fase van planvorming al rekening gehouden moeten worden met (toekomstig) hergebruik van materiaal én daarnaast energie-uitwisseling, efficiënt ruimtegebruik en duurzame mobiliteit.
Natuur als inspiratie
De inspiratie voor transformatie naar circulaire systemen ligt in de natuur. Een bos is een circulair (eco)systeem. Bomen zuiveren de lucht en verschillende bomen en struiken geven vruchten. De bomen vangen zonlicht op en halen daar energie uit. De bladeren vangen CO2 af en maken op termijn de bodem vruchtbaar, de wortels absorberen regenwater. Deze functies zijn een interessante maatstaf voor de nieuwe stad.
Stel je de stad eens voor als een bos: de hoge gebouwen zijn de bomen die lucht zuiveren, ruimte bieden aan groententeelt. Slimme technologieën, zoals sensors helpen in het ‘tot leven brengen’ van gebouwen: data over omstandigheden worden gemeten en worden automatisch verwerkt waardoor (gebouw-)systemen zich als organismen kunnen aanpassen. De trend naar circulaire systemen is gezet, maar het blijft nog bij sporadische initiatieven. De luchtkwaliteit kan worden verbeterd door fijnstof of stikstof af te vangen via geïntegreerde technieken in gevels of daken. Het Roteb-gebouw, een kantoorgebouw in Rotterdam is voorzien van een dakbedekking die stikstofoxide afvangt. Een ander voorbeeld, ook in Rotterdam, was het plan van Studio Roosegaarde voor de ‘smog free tower’: een proefopstelling van een bouwwerk dat als luchtfilter functioneert. Het 7 meter hoge torentje zuivert 30.000 m³ lucht per uur van fijnstof en gebruikt daarbij niet meer stroom dan een waterkoker.
De relatie met ruimtelijke kwaliteit
Architecten en stedenbouwkundigen worden in de transitie naar de regeneratieve stad steeds meer uitgedaagd om gebouwen en landschappen te creëren die samen ‘als een bos’ bijdragen aan een gezondere leefomgeving. Dat gaat over schone lucht, maar ook over transport, energie, voedsel, flora en fauna. Wat ik voor me zie zijn verticale stadsboerderijen gedreven op zonne-energie, bemest door bijvoorbeeld plaatselijk GFT-afval. Daarnaast lokale en regionale energie-netwerken: een groep woningen die een energiebedrijf vormt. Ik stel me nieuwe bouwsystemen voor die net zo makkelijk te monteren zijn als demonteren zodat er geen materiaal verloren gaat.
De ‘stad als bos’, zou in principe bestaan uit een circulair en flexibel systeem. Flexibiliteit is nodig om te kunnen groeien waarbij de schaarste van ruimte een beperking is. De ‘oneindige hoogte’ kan worden ingezet om de ruimte-behoefte in de vorm van gestapelde bouw deels tegenmoet te komen.
Daar ligt een belangrijke opgave. Ruimtelijke kwaliteit wordt met een verdichte groei namelijk steeds belangrijker; het houdt in dat er balans is tussen het noodzakelijke en het aangename.